SPORTVLIEGER WILLEM DEN BAARS
Een leven lang vliegen
Willem den Baars uit Burgh-Haamstede heeft een opvallende passie, of ziekte zoals hij het zelf noemt: sportvliegen. “Vliegen is een sport, maar wel een heel bijzondere.” En voorlopig is hij er ook nog niet klaar mee.
TEKST PETER NOORDERMEER • BEELD ERNESTA VERBURG
“Mijn leven heeft zich voor het grootste deel afgespeeld op vliegvelden,” zegt Willem den Baars (60) uit Burgh-Haamstede. “Mijn vader heeft bij de luchtmacht zijn opleiding in Canada gevolgd. Wij hebben 9 jaar in Canada gewoond en mijn vader heeft samen met een Nederlandse vriend daar een zweefvliegclub opgericht, ‘the London Soaring club’ genoemd. Ik zorgde daar als jongetje voor de catering, met een koelbox en een barbecue op een karretje. Op mijn vijfde zijn wij naar Canada geëmigreerd, tot die tijd vloog mijn vader bij de zweefvliegclub Haamstede en verbleven wij in de vakanties in een huisje naast het vliegveld. Eigenlijk heel mijn leven, al vanaf mijn vroege jeugd, draait alles dus om (zweef)vliegen, vliegtuigen en vliegvelden. Inmiddels heb ik meerdere (zweef)vliegbrevetten.”
Bijzonder
Is sportvliegen een passie? “Voor mij is het geen passie, bij mij is het een ziekte. Vliegen is een sport, maar wel een heel bijzondere.”
Buiten de hangar in Arnemuiden die Willem al twaalf jaar huurt, staat een klein eenmotorig vliegtuigje, een T29 Motor Tutor met als kenteken PH (Papa Hotel) 1452. “Er zit een Volkswagenmotor in,” zegt Willem, “die speciaal is omgebouwd voor gebruik in vliegtuigen. Een luchtgekoelde boxer-motor, waar je geen koelwater voor nodig hebt. Dat betekent minder gewicht. Zulke omgebouwde motoren zijn vaak gebaseerd op ontwerpen van veertig, vijftig jaar oud. Het is namelijk ontzettend duur om nieuwe motortypes gecertificeerd te krijgen. Dus moeten die oude ontwerpen heel lang mee.”
Op de bovenverdieping liggen een frame van een oude dubbeldekker en een rijtje vleugels van verschillende types. “Kijk,” zegt Willem, “dit vliegtuig is in 1943, als trainer gebouwd om de vliegers die bijvoorbeeld in Normandië en Arnhem werden ingezet te trainen.”
Royal Air Force
Voor de fotograaf gaat hij even achter de stuurknuppel, van de T29, vliegeniersbril op. Onwillekeurig duiken bij dit tafereel de gedachten op aan Biggles (jongensboekheld sinds 1932), al is dit toestel onbewapend. Willem: “Het is ontworpen in Engeland door Fred Slingsby, speciaal als trainer van de Royal Air Force (RAF). Ik heb er al meer dan 300 uur mee gevlogen, natuurlijk ook naar Engeland. Maar een rondje boven Zeeland is ook heerlijk. Lekker ontspannen, een beetje met je hoofd over de rand naar beneden kijken, zeker als het zulk kraakhelder weer is als vandaag.”
Bij een zweefvliegtuig is het een ander verhaal, maakt hij duidelijk. “Je moet kijken waar de thermiek zit, dus ga je kijken wat de vogels doen, zoals de buizerd, de meeuwen maar je komt ook weleens een ooievaar of de lepelaar tegen. Die zoeken ook de thermiek op, dan kunnen ze in de lucht blijven zonder energie te gebruiken. Als je daar handig in bent kun je heel lang in de lucht blijven.” Hij vertelt enthousiast over een vlucht: van Arnemuiden via Keulen naar de Waddenzee en weer terug, van thermiekbel naar thermiekbel.
“Ik zit hier van vrijdagavond tot zondagavond, af en toe komt mijn vrouw langs, soms met mijn kleinzoon. Als mijn vrouw dit niet zou begrijpen, ben ik klaar. Ik zeg altijd ‘Als vliegen je ziekte is, moet je je vrouw zoeken op het vliegveld.’ Er waren drie kandidaten en ik heb de beste ervan gekozen. Zij heeft ook jaren gevlogen en heeft gelukkig genoeg andere passies.”
Ernstige ongelukken heeft Willem den Baars nog nooit van dichtbij meegemaakt. “Het is dan wel een hobby,” zegt hij, “maar dat is nog geen reden om risico’s te nemen. In de beginjaren van de luchtvaart ging dat toch een beetje anders, dan was het vaak net aan of net niet. Mijn buurman hier en ik houden op Arnemuiden het zweven in de gaten. We sturen hier en daar wat en vinden het van groot belang dat er leiding is. Dat iemand zegt ‘zo en zo gaan we het doen’. Veiligheid voor alles! Het weer bijvoorbeeld is in de (zweef)vliegerij erg belangrijk.”
Voorbereiding
Op dat moment komt een collega van Willem de hangar binnen en neemt plaats achter de laptop voor zijn vluchtplanning. Willem legt uit: “Hoe is het weer op de plaats van bestemming? Blijk je daar plotseling niet terecht te kunnen, wat zijn de uitwijkmogelijkheden en hoeveel brandstof moet je daarvoor meenemen? Moet je dan naar Seppe of desnoods naar Rotterdam? Staan er speciale boodschappen op het net, de zogeheten ‘notice to airmen’? Hier in Arnemuiden is bijvoorbeeld de hoofdbaan net opnieuw ingezaaid. Dus als je hier wilt landen moet dat op de andere baan. Als je auto het niet meer doet zet je hem aan de kant. In
een vliegtuig moet je voor-bereid zijn op alles wat mogelijk is maar hopelijk nooit gebeurt.”
Willem den Baars is nu zestig. “Ik ben pas op de helft!”, grapt hij. Hij is bang dat er gemorreld wordt aan de maximumleeftijd om te mogen vliegen. “Pure discriminatie”, vindt hij. “Mensen worden steeds ouder en ook gezonder ouder. Ze blijven ook lang actief. Mijn buurman hier traint mensen die pas later zijn begonnen met vliegen. Bij mij is de passie na zoveel jaren er nog niet vanaf. Mijn oudste zoon is nu dertig jaar en ook op zijn veertiende begonnen met zweefvliegen. Het zit blijkbaar ook een beetje in de genen.”
“Goed voorbereid zijn op alles wat mogelijk is, maar hopelijk nooit gebeurt”